Altijd angstig, eeuwig ernstig, billenkoekbang

Krom lopen,
Koude handen,
Nimmer hopen,
Losse banden,

Ben op zoek,
vind geen woorden,
billenkoek,
Zoals ‘t hoorde,

Hoofd omlaag,
Doorgebogen,
Schouders bij kraag
Scoor hoge ogen

Presteer het beste,
onder ’t maaiveld,
Met prettigste geste,
Toch kop gesneld.

Klappende zweep
Wen er niet aan,
Verlies niet de greep,
Maak voor hen baan.

Je hebt je ouders,
Niet voor het kiezen,
Maar deze schouders,
Dreigen te verliezen.

De last die ze dragen,
niet jouw generatie,
sterke benenwagen,
Vervoert die redenatie.

Angstsymptomen

Plotsklaps komt er ‘n moment.
Terwijl je al jaren volwassen bent,
Dat je op papier neerpent
“Ik heb een flink probleem”

Als je angst nooit hebt gekend,
Behalve voor die vadervent,
Omdat je thuis niet veilig bent,
Dan zijn de gevolgen extreem.

Tot m’n elfde liep ik krom,
Was vaak onbezonnen dom,
Geregeld gewond, daarom,
Niet om kunnen gaan met stress.

Te enthousiast met vriendje Tom.
Te ruig als ik in’t zwembad zwom…
Nooit als ik in bomen klom,
Natuur bood een kalme les.

Ik weet niet of je het gelooft,
Mezelf bijna van’t leven beroofd
Kaarsje was mogelijk gedoofd,
Als ik geen geluk had gehad.

Gaten, sneeën in m’n hoofd,
Muurcontact door vriendjes beloofd
Plafonnièrescherven, net niet gekloofd,
M’n littekens bewijzen dat.

Liep iemand achterna, glijbaan op,
Kreeg een trap tegen m’n kop,
M’n hersenpannetje zei: “plop!”
Flink door elkaar geschud.

Of van mijn dikke teen de top,
Lag eraf, duikplank zei: chop!
M’n hart zei alleen geen “stop”
‘t hoofd heeft lang opgejut.

Overal te enthousiast druk,
Niets kon eigenlijk bij mij stuk,
Ik gaf vrijwel geen ene fuck,
Geleid door angstbravoure.

Het leven had me tamelijk tuk,
Gebukt onder streng huis’lijk juk,
En nu ik daar vruchten van pluk,
Wordt omkeren een tour.

Krabde vele wondjes open,
Moest dat met littekens bekopen.
Wilde mezelf zelfs es opknopen,
Ja, ‘k heb gedacht aan zelfmoord.

Eenzaamheid was gaan ophopen,
Ooit – pa dwong – ‘t los laten lopen
kreeg te horen; heb je dat gesnopen?
Zelfmoordgedachtes? Niet comme-il-hoort.

Handen, voeten, klompjes ijs,
’t gevoel erachter gaf ik niet prijs,
Jarenlang was ik van de wijs,
Gebrek aan echte aandacht.

Telkens horen: “wees maar wijs”
Weggemoffeld, mijn hartegekrijs,
Thuis gebeurde zo weinig blijs.
Niets dat de pijn verzacht.

Maar dat gevoel was er altijd,
De stem in ’t hoofd leverde strijd,
Maar daaraan werd geen tijd gewijd,
De blik altijd vooruit gericht.

Focus nu op jouw realiteit,
De angst thuis, die onveiligheid,
Langzaam raakte ik mijn zelf kwijt,
Maar ben daarvoor nu gezwicht.

De rakende razende

Open je ogen en kijk in de zijne,
Omhels diens helse blinde blik,
Wees de spons voor verrichte pijnen,
Zorg dat je morgen geen flaters flikt.

Absorbeer de schok die hem deed beven,
Jaren voordat jij überhaupt bestond,
Ga bedrukt voor zijn gemoedsrust leven,
Please plechtbewust, en… houd je mond

Incasseer zijn kwade kop en ketsende klappen,
Wees de onschuld die alles met liefde ontvangt.
Blijf spelenderwijs ontwikkelen, maak zelfbewust stappen.
En zorg dat je immer naar pure liefde verlangt.

Maak af en toe net iets teveel geluid
met speelgoed wanneer je ontwaakt.
Ook al sloeg hij het toen in no-time eruit,
Je waardigheid is nu versterkt geraakt.

’t Is geen Suske en Wiske comic,
Toch potentieel een Vandersteen-titel,
“De Rakende Razende” … en identiteitloze ik
Binnenkort een liefdevol afgesloten kapittel.